Zoektocht naar je ware ik: het afpellen van onze
mentale schillen
In India leefde een man, Sri Ramana Maharshi, die zichzelf echt wilde leren kennen. Daarom bleef hij zichzelf continu de vraag stellen Wie ben ik? Hij moest die vraag wel aan zichzelf blijven stellen, want wie zou hem anders kunnen vertellen wie hij was. Door jarenlang zichzelf steeds diezelfde vraag te stellen bereikte hij uiteindelijk een staat van verlichting en werd een grote inspiratiebron voor anderen om zichzelf te leren kennen. Een mooi voorbeeld om mee te beginnen.
Waar komen wij in eerste instantie op uit als wij die vraag aan onszelf stellen?
Meestal noemen we dan vele zaken op die veel zeggen over onze relatie tot
de buitenwereld. Wat we daar doen en welke karaktereigenschappen we daardoor
in onszelf hebben leren zien. Vaak noemen we ook veel zaken op waarvan we
denken dat die met onszelf te maken hebben, maar eigenlijk een weergave zijn
van hoe anderen, met name de ouders, andere gezinsleden en leerkrachten ons
zagen. Dat zijn dan dus meestal oordelen van die anderen of juist karaktertrekken
in onszelf die wij lieten zien en waar die anderen moeite mee hadden. Dat
zegt dan meer over die anderen dan over onszelf. Maar wie ben je nu echt?
Is het antwoord op die vraag eigenlijk wel in woorden uit te drukken, of is
dat antwoord alleen maar steeds weer te beleven?
Eerste ik-beleving
Het is wel interessant om eens stil te staan bij hoe ons zelfbeeld eigenlijk ontstaat. Wanneer we dan bij het begin beginnen, dan kan men zien dat een baby nog weinig te melden heeft over zichzelf, anders dan door middel van huilen en lachen te laten zien wat hij nodig heeft of dat hij gelukkig en tevreden is. Ook een peuter is nog zo in eenheid verbonden met zijn omgeving dat hij nog geen besef heeft van zijn identiteit. Interessant wordt het wat dit betreft, wanneer een kind van rond de drie jaar in plaats van over zichzelf in de derde persoonsvorm te spreken ineens ik gaat zeggen. In de ontwikkeling van het bewustzijn van de opgroeiende mens is dat een belangrijk moment. Ineens te beseffen een ik te zijn. Ik is zo een persoonlijk woord dat niemand anders dat tegen je kan zeggen, dan jezelf. Daarmee duidt het dus op iets heel essentieels in onszelf, op iets dat ook alleen maar op een heel persoonlijke manier kan worden ervaren. Het is ook datgene wat ons het meest onderscheidt van anderen, want die anderen zijn geen ik maar jij, hij, zij en dus anderen. Ook onderscheidt het ons van de dieren. Ik verwijst naar een kern in onszelf, die we de individualiteit noemen, ons wezen.
Buitenwereld als spiegel
Nadat een peuter ik tegen zichzelf is gaan zeggen en zich verder is gaan ontwikkelen, gebeurd er meestal iets dat bepalend is voor het beeld dat de opgroeiende mens gaat krijgen van zichzelf. Dat beeld wordt dus meestal heel erg bepaald en vormgegeven door wat anderen over het opgroeiende kind zeggen en hoe anderen zich ten opzichte van hem gevoelsmatig gedragen. Het opgroeiende kind zuigt dat beeld dat anderen van hem hebben als het ware in zichzelf op en plakt dat aan zijn gevoel van ik-zijn, aan zijn eigen identiteit. Hij gaat daarbij onbewust denken dat hij is wat anderen zeggen en voelen dat hij is. Hij bouwt zijn identiteit op door middel van hetgeen de relatie met de buitenwereld hem spiegelt. Hij kan ook niet anders, want voor het ontwikkelen van zijn identiteitsbesef heeft hij de buitenwereld als spiegel nodig. Het kind heeft immers nog geen toetsingscriteria in zichzelf waaraan hij zijn identiteitsbesef kan afmeten. Een kind dat in volledige isolatie zou opgroeien, zou geen besef kunnen ontwikkelen van een eigen identiteit. Dit gegeven is één van de meest fundamentele afhankelijkheden die mensen met elkaar verbindt. Hier ligt echter ook de kern van vele worstelingen in het latere leven.
Verzelfstandiging
Het beeld dat ons door de opvoedende omgeving wordt aangedragen leren we onbewust zodanig te verinnerlijken, dat we onszelf er mee identificeren en het als een vaststaande werkelijkheid gaan beschouwen. Die vaststaande werkelijkheid dragen we gedurende de rest van ons leven voor een groot deel onbewust met ons mee en baseren daar onze relatie met de buitenwereld op. De rest van ons leven laten we onze relatie met de buitenwereld voor een groot deel bepalen door het beeld dat onze opvoeders van ons hadden. Daarnaast vindt er ook iets anders in onszelf plaats, dat met name in de puberteit een belangrijke aanzet krijgt. Voordat die puberteit is begonnen ontstaat er in het opgroeiende kind rond de leeftijd van negen jaar een belangrijke verandering, die hem meer bewust laat zijn van zichzelf. Hij maakt zich innerlijk los van zijn opvoedende omgeving en ziet zich meer en meer tegenover die omgeving geplaatst. In de puberteit versterkt zich dat proces in een zich willen ontworstelen aan de bepalende en beperkende invloed van die omgeving. De puber wil zich los gaan maken van de plaatjes die de omgeving op hem heeft geplakt. Hij gaat zich dan ook tegen die omgeving afzetten, om daarmee tot een dieper en vollediger identiteitsbesef te kunnen komen. Hij gaat op zoek naar zijn ware ik, van waaruit hij het eigen leven vorm wil geven.
Tegenwerking
In onze moderne tijd zijn er echter vele complicerende factoren die dat proces van verzelfstandiging tegenwerken en de zich ontluikende individualiteit in de kiem willen smoren. Het toenemende materialisme is daar één van de belangrijkste van. Dat materialisme wil de zich verzelfstandigende puber verleiden om zich te identificeren met allerlei uiterlijke zaken, die niets met hemzelf te maken hebben. De innerlijke zoektocht naar wie hij is en die dus ook alleen op een innerlijk niveau in hemzelf bevredigd kan worden, wordt daardoor veruiterlijkt. Er vindt dan een identificatie plaats met trends, rages en andere afleidingen die nog evenzeer van buitenaf bepaald worden en waarmee hij zich zeker niet kan onderscheiden van anderen. Hetgeen hij door het werkelijk ontwikkelen van zijn vrije individualiteit wel zou kunnen doen. Het toenemende drugs- en alcoholgebruik onder jongeren is daarnaast een andere complicerende factor. Want als men het zich ontwikkelende ik als een regisseur zou beschouwen, die als enige het eigen leven werkelijk sturing zou kunnen geven, dan kan men de drogerende stoffen zien als chaotiserende tendensen die de regisseur buitenspel zetten en de innerlijke sturing overnemen. Verslaving kan daarvan het gevolg zijn. Die stoffen zetten het ik dus buitenspel en nemen de innerlijke macht over.
Als jongere in de jaren zeventig heb ik daar zelf ook de nodige ervaring mee opgedaan, maar hield het gelukkig alleen bij softdruggebruik. Wel heb ik de complicerende gevolgen van overmatig blowen in mijn latere leven ervaren, precies zoals ik het hiervoor beschreef. Lange tijd ben ik op zoek geweest naar mijzelf, mijn kwaliteiten en mijn plaats in deze wereld. Ik moest daardoor op latere leeftijd extra energie stoppen om de regisseur in mijzelf te vinden, die ik in mijn puberteit en adolescentiejaren had weggeblazen. Zonder de hulp van externe interim-regisseurs zou me het me niet gelukt zijn om mijn eigen weg te vinden. Zij waren soms van professionele aard en vaker maakten ze deel uit van mijn dagelijkse leven. Het was de spiegeling in de relatie met hen die me in toenemende mate bewust maakte van mijzelf. Verstarring
De eigen weg zal zich na de puberteit van binnenuit steeds meer aan willen dienen. De vormgeving van onze samenleving maakt het echter moeilijk om die weg in vrijheid te onderzoeken en te gaan. We hebben onze sociale werkelijkheid zodanig vorm gegeven, middels vrijheidsbeperkende normen, waarden, wetten en regelgevingen, dat deze een sterke mate van verstarring hebben veroorzaakt. Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie, zei daar aan het begin van de twintigste eeuw het volgende over:
Men ziet de menselijke samenleving zoals die is en meent dat men tegenwoordig een ideale situatie in de samenleving tot stand zou kunnen brengen. Een absurde gedachte; want de menselijke samenleving is voorbestemd om te komen tot een voortdurend omvormen, een proces van zijn en worden.Wij maken de fout, dat wij vaste, stabiele verhoudingen instellen .Dan komt de ziel uit het voorgeboortelijke en brengt de wil met zich mee om de dingen in beweging te hebben. Maar zij treft alles als vaststaand aan. Daar ontstaat dan iets; de opgroeiende generatie moet een generatie van rebellen worden, omdat zij iets nieuws in de wereld wil brengen.De hemelkrachten revolteren, de krachten van wording en vorming. Omdat zij niet werkzaam kunnen worden, worden zij boosaardig. De mensen brengen de tendens mee om inspiratie tot ontwikkeling te brengen, maar het sociale veld waar zij zich willen ontwikkelen is star en materialistisch.
Kan de mens zich niet manifesteren, dan veranderen de ikken .Er ontstaan wilde dierlijke neigingen. Geest die niet opgenomen is, verandert in vergoten bloed. Waar de mens het geestelijke niet kan opnemen, verandert het in wilde emoties die tot bloedvergieten voeren. De mens wordt uit zijn spoor geworpen, doordat zijn geestelijke en wilsprocessen zich niet kunnen manifesteren. Dat leeft zich dan uit in één of andere vorm van negatie van het bestaande. Ruwheid van het gevoelsleven, gewelddadigheid, politieke terreur, misdadige terreur, militaire terreur is het gevolg .
Onvoorwaardelijkheid
De dwangmatigheid van het heersende economische denken spreekt de zich ontwikkelende mens met name aan in zijn eenzijdig egoïsme en overlevingsinstincten. Dit komt voort uit het gedwongen zijn om voor een beloning te moeten werken. Rudolf Steiner heeft in zijn visie op het sociale vraagstuk in de Sociale Hoofdwet verwoord dat een gemeenschap beter floreert naarmate de leden van die gemeenschap meer bereidt zijn om af te zien van de vruchten van hun arbeid. Dus te werken voor het geheel zonder daar een beloning voor terug te verlangen, op basis van een onvoorwaardelijke liefde. Vanuit deze visie beschouwd mag men mijns inziens concluderen dat juist het moeten werken voor een beloning het egoïsme binnen de samenleving versterkt.
Het handelen volgens voorwaarden, de beloning in welke vorm dan ook, is de basis van het egoïsme. Het werkt op energetisch niveau zo door, dat het egogerichte voorwaardelijke handelen een energiepatroon in werking stelt dat tegen de universele stroom van onvoorwaardelijke Liefde in werkt. Deze vorm van handelen brengt gevolgen op gang die weer bij de persoon in kwestie terugkeren, in de vorm van tegenwerking, noodlot enzovoort. Wie zaait, zal oogsten. Oftewel de wet van Karma. In onze moderne samenleving is het natuurlijk erg moeilijk om het op een andere manier te doen. Er moet tenslotte brood op de plank komen en het liefst nog wat boter en beleg erbij. In dit gegeven ligt nu juist mijns inziens de grootste valkuil van onze huidige samenleving, die antisociale tegenkrachten voor ons hebben gegraven. Het zijn deze antisociale tegenkrachten die nadrukkelijk vormend werken binnen het menselijk samenleven. Zij zijn van een geestelijke oorsprong en hebben vertegenwoordigers in de aardse sfeer die middels zwartmagische rituelen door hen geïnspireerd worden.
Egoïsme als basistendens
Deze elitaire vertegenwoordigers op aarde (de sterkste Homo Economici), hebben door de eeuwen heen een samenleving geschapen waarin de mens door de afhankelijkheid van de voorwaardelijke beloningseconomie voortdurend in zijn primitieve overlevingsdrang van het ego wordt aangesproken. Zolang mensen op dat niveau vastgehouden worden, houden ze zich in ieder geval niet bezig met hun eigen individualiteit. Individuele ontwikkeling is voor de elite zeer bedreigend. Krachtige individuen laten zich niet gemakkelijk bang maken en manipuleren. Zij laten zich dus niet beheersen. Voor de elite is dat een ondermijning van hun machtsbasis en moet dus bestreden worden. De elite gedijt het beste op onbewuste massabeïnvloedingen en het ontwikkelen van massale angstpsychosen. Denk daarbij aan de Koude Oorlog en de grootste kunstmatige scheiding tussen volkeren in de geschiedenis, door het IJzeren Gordijn en de zogenaamde nucleaire dreiging aan beide kanten van dat gordijn.
Toch kan men mijns inziens zelfs binnen de huidige economische omstandigheden anders omgaan met het moeten werken voor een beloning. Dat heeft voornamelijk te maken met de intenties van waaruit men zich met zijn werk en verder functioneren verbindt. Deze intenties worden weerspiegeld in de gevolgen van de eigen daden. Karma in actie. Werkt men voornamelijk voor het geld en de eventuele bijbehorende status, dan zal dit zeker een versterkend egocentrisch effect hebben. Men kan er dan zeker van zijn dat het leven uiteindelijk de nodige lessen zal bieden om duidelijk te maken, dat dit niet constructief werkt. Weet men echter in zichzelf een ander intentioneel uitgangspunt te ervaren dat niet alleen gericht is op de eigen behoeftebevrediging, dan zal dat op den duur al een grote bijdrage zijn aan het tot stand komen van een andere samenlevingsvorm. Men zal dan ook andere gevolgen ervaren en andere levensomstandigheden scheppen, die de zuiverder intenties weerspiegelen. Tevens opent men zich daarmee voor een vernieuwende inspiratie van binnenuit, waardoor het besef en de ontwikkeling van de eigen individualiteit positief ondersteund worden.
Transformatie
Wanneer men zich op de juiste manier afstemt op de universele energiestroom en het dienen van het eigenbelang transformeert, komen er heel andere gevolgen op gang die juist zullen meewerken ten behoeve van het beoogde doel. Want de weg is het doel. Dat doel zal dan altijd het belang van het geheel dienen. Het eigen identiteitsbesef zal zich dan niet meer beperken tot een egogerichte behoeftebevrediging. Het zal zich verruimen en mee kunnen stromen met de beweeglijkheid en veranderlijkheid van het hier en nu. Men is dan in verbinding in plaats van afscheiding.
Het dagelijks leven is een persoonlijke leerschool voor ons allemaal. In dit dagelijks leven krijgen we allemaal kansen om onszelf beter te leren kennen, door onze schaduwzijden onder ogen te zien en te leren accepteren. Door ons bewust te worden van al onze minder mooie kanten. Het liefst besteden we die uit aan anderen, door ze op hen te willen projecteren. Durven we het echter aan om de balk uit het eigen oog te verwijderen en ons daarna niet druk te maken over de splinter in het oog van de ander, dan ontwikkelen we een onvoorwaardelijke zelfliefde als basis voor een onvoorwaardelijke naastenliefde. Men moet eerst in zichzelf het duister binnengaan om uiteindelijk de kwaliteit van het innerlijk licht te kunnen ervaren. De sleutel tot transformatie ligt in het duister. Mijns inziens is dit de essentie van de zuiver christelijke leer.
Een ideaal moeten we eerst in onszelf ontwikkelen voordat we die in de buitenwereld kunnen leven en herkennen. We kunnen alleen datgene herkennen dat binnen de grenzen van de eigen bewustzijnsmogelijkheden ligt. Net als we alleen datgene kunnen horen dat binnen het frequentiebereik van onze fysieke gehoorszintuigen waarneembaar is.
Ont-moeten en ont-wikkelen
We kunnen
alleen weten wie we zijn, als we bereid zijn om onszelf te ont-moeten. Ont-moeten
betekent niets meer moeten. Het betekent een onvoorwaardelijke overgave aan
wat er is, zonder dat vanuit een egobelang te willen beheersen of controleren.
Het werkt net als een gesloten hand met daarin fijn zand. Hoe harder men die
dichtknijpt om het zand vast te houden, hoe meer het zand zich tussen de vingers
doorperst. En wanneer men de hand gewoon open houdt, zal een groot deel van
het zand er op blijven liggen.
Het ont-moeten brengt het innerlijk tot rust. Er ontstaat dan een stille lege
ruimte in ons, waarin zich een vernieuwende inspiratie kan laten horen. Naarmate
men vordert in dit innerlijke verstillingsproces, waar ook meditatie en andere
bewustzijnstrainende technieken een rol in kunnen spelen, ont-wikkelt zich
meer en meer een verbinding met het ware eigen wezen. Ont-wikkelen betekent
iets van zijn verhullende wikkels te ontdoen, waardoor het zichzelf zichtbaar
kan maken. Voordien was het dus door die wikkels aan het zicht ontrokken.
Die wikkels zijn de illusies van het ego, die alles heel ingewikkeld maken.
Het feit dat ons wezen, onze individualiteit zich kan ont-wikkelen en daardoor
zichtbaar kan maken, betekent in feite dat het in potentie al aanwezig is.
We zagen het alleen niet. Onze ingewikkelde ego-afgescheidenheid verduisterde
ons bewustzijn. Werkelijk leren betekent dan ook met name loslaten en afleren.
Dicht bij huis
De grote uitdaging van onze moderne wereld is om de aandacht niet eenzijdig af te laten leiden door al die schokkende wereldgebeurtenissen, die de elitaire aardse vertegenwoordigers van de antisociale tegenkrachten ons in toenemende mate voorschotelen. De negatieve gerichtheid die daar vaak uit voortvloeit werkt niet echt positief door in het eigen gevoelsleven. Over het algemeen voelt men zich er alleen maar gedeprimeerd, machteloos, verdrietig en boos door. Het gaat er om, om de eigen innerlijke inspiratiebron aan te boren die energie- en krachtgevend is en zelfvertrouwen schenkt. Iedereen heeft de kracht en wijsheid in zich die nodig is voor het eigen leven. Het gaat er om, om in jezelf te willen geloven. Voor zover mensen dat (nog) niet kunnen, kan dat een beroep doen op de ontwikkeling van onze sociale kwaliteiten en ons vermogen tot onvoorwaardelijk mededogen. De eigen sociale omgeving is het beste eigen werkterrein, waarin men zich kan ontwikkelen. Het is in die eigen omgeving waarin de uitwerking van het eigen doen en laten het meest direct ervaarbaar is.
Mijns inziens krijgen wij in onze tijd enorm veel kansen om het beste in onszelf aan te spreken en te ontwikkelen. Zodat we het leven werkelijk kunnen vieren als een uitdrukking van de grootsheid van het scheppend beginsel.